Eerst nog een beetje geschiedenis...
Rond
het ontstaan van Jiu-Jitsu zijn er al vele verhalen en legenden geweest.
Het meest aanvaardbare is de volgende : Hoewel de westerse wereld Jiu-Jitsu van
de Japanners heeft geleerd,
stamt deze kunst van
zelfverdediging eigenlijk uit China.
Omstreeks 1690 leefde in China een Japanse Arts AKIJAMA die daar anatomie
studeerde.
Op een dag woonde hij een bijeenkomst van een religieuze sekte bij waar hij
een tweegevecht gadesloeg tussen
een gewapende en een
ongewapende man.
Het gevecht werd door de gewapende tegenstander verloren.
Hij liet zich in deze sekte
opnemen en maakte kennis met deze gevechtsmethode
die hem werd aangeleerd door
de Chinese Bukan.
De methode bestond uit achtentwintig grepen, hoofdzakelijk duwen en stoten.
Terug in Japan wilde Akijama deze grepen aanleren aan de leden van zijn kaste
(club).
Er ging een hele tijd voorbij eer
Akijama deze grepen tot één methode had samengebracht.
En dit omdat hij wel de uitwerking
kende van de verschillende grepen,
maar nog geen manier had gevonden om er zich
tegen te verweren als ze op hem zelf werden toegepast.
Akijama leefde honderd dagen in volkomen afzondering, biddend tot zijn God,
maar hoe hij ook nadacht en zocht, de oplossing vond hij niet.
Op een koude winterdag zat hij opnieuw in diep gepeins verzonken en keek naar
de tuin van de tempel waar een kerseboom en een wilgeboom stonden.
Beiden waren zwaar beladen met sneeuw. Hij zag hoe de sterke takken van de
kerseboom hun koude last uiteindelijk niet langer konden dragen en plots
afbraken.
De veel zwakkere takken van de wilgeboom daarentegen bogen tot op de grond,
de sneeuw gleed er af en de takken zwiepten weer omhoog, bevrijd van hun last.
Geboeid sloeg Akijama het schouwspel gade en dacht na over dit natuurwonder.
Opeens wist hij de oplossing voor zijn probleem : "meegeven om te
overwinnen".
Met deze gedachte als uitgangspunt werkte hij verder en het lukte hem weldra
zich uit de ingewikkelde grepen te bevrijden door aanvankelijk mee te geven.
Zo was hij eindelijk in staat de leden van zijn kaste, de
"SAMURAI", in te wijden in de nieuwe "zachte kunst".
Deze Samurai beoefenden in die tijd het zogenaamde "KEN JITSU".
Dit was een gevechtsmethode
waarbij de strijders zowel in de linker- als rechterhand een zwaard
hanteerden.
Werd één van deze zwaarden door de tegenstander uit de hand van de Samurai
geslagen dan had deze de strijd meestal verloren.
Door de methode van Akijama werd het echter mogelijk in dat geval toch nog te
overwinnen.
Men liet het tweede zwaard vallen en stelde de tegenstander door de gepaste
grepen buiten gevecht.
In tegenstelling tot het bloedige Ken Jitsu, ging een dergelijke overwinning
niet met veel verwondingen gepaard
en daarom noemde Akijama zijn methode "JIU-JITSU". Vertaald
betekent Jiu-Jitsu "ZACHTE KUNST".
Geschiedenis van onze club
Ongeveer
tweehonderd jaar hebben de Samurai het Jiu-Jitsu binnen hun kaste geheim
gehouden.
Pas toen het kastesysteem werd opgeheven, werd Jiu-Jitsu een nationale sport
in Japan.
De eerste maal dat een Japanner zijn geboorteland verliet om de
Jiu-Jitsu-kunst over de hele wereld te verspreiden,
was tegen het einde van
vorige eeuw.
Een Engelse ingenieur "Barton Wright" leefde jarenlang in Japan en
had daar verschillende scholen of ryu's bezocht waar Jiu-Jitsu werd
onderricht.
Hij bracht ook de Japanners Yukio Tani en Raku Uyenishi naar Engeland om daar
een demonstratie van hun gevechtskunst te geven.
De Engelsen stonden zeer sceptisch tegenover deze Aziatische kunst en konden
hun ogen niet geloven toen zij zagen hoe de tengere Tani
een zware eersteklas worstelaar met gemak van de ene hoek naar de andere
wierp.
Deze Tani werd later Chef Instructeur van de Budokwai te London, opgericht
door Professor Kozumi die zelf
tot één van de grootste judoka 's van onze
tijd behoort.
Zoals er bij vele takken van de sport verschillende methoden worden
toegepast, gebeurt dit ook bij Jiu-Jitsu.
Ons huidig systeem in de club werd door Meester MINNE hier in Belgie
verspreid.
In die tijd sprak men nog niet over
Judo of andere martiale sporten in ons land,
maar in een kalm straatje in St-Joost (Brussel) onderwees een man een
geheimzinnige kunst die iedereen verbijsterde.
Hij noemde het Jiu-Jitsu. Korte tijd voor zijn overlijden in mei 1954
benoemde MAURICE MINNE (ook Okita Minnen genoemd)
verschillende zwarte gordels : Van Itsem Pierre, de gebroeders Schmit, Marcel
Behydt, George Leroy en Alexander Van Der Perren.
Na de dood van Meester Minne ging iedere zwarte gordel zijn eigen weg om een
nieuwe dojo op te richten.
Zo deden ook de gebroeders Schmit te Vilvoorde en het is daar dat professor
Guy De Wit na zes jaar hard trainen zijn zwarte gordel behaalde
en waarbij Raymond De Conick zijn zwarte gordel
behaalde.
Raymond De Coninck en Ketels Olga stichtten in 1978 de Jiu Jitsu Club
TAMARAI, wat LOTUS betekent in het Tamils.
Sindsdien haalden
verschillende leden hun zwarte gordel in de club.
Een vaste waarde sinds 1984 is Mourisse Fabien – Zwarte gordel 6de
dan en nog steeds wekelijks actief.
Uit deze geschiedenis leren we dat een zwakke persoon, man of vrouw of zelfs
een kind,
in staat is zonder gebruik van wapens een sterkere tegenstander te verslaan.
Doch denk steeds aan de
volgende woorden :
"Het strekt u tot een eer als overwinnaar uit
een gevecht te komen,
maar het is een grotere overwinning
een gevecht te vermijden".
Jiu-Jitsu geeft u een wapen
dat u steeds onzichtbaar bij u draagt en dat niemand u kan ontnemen.
Het is een feilloos en gevaarlijk wapen voor diegenen die er zich van kunnen
bedienen.
Als Jiu-Jitsuka heeft u respect voor uw tegenstander op de tatami geleerd.
Dit moet ook deel uitmaken van uw levensvisie.
Uw sport mag slechts in gevallen van uiterste nood weer een wapen zijn.
|